Zodra ik mijn leven bewust begon te leven en de mogelijkheden hiervoor had maakte ik een minidierenpark achter in de tuin. Daarin bevonden zich naast enkele andere diertjes ook damhertjes. Om het verblijf in gevangenschap aangenaam te maken wou ik hun het liefdesleven niet ontzeggen, uiteraard kwamen er dan kleine bambi's bij.
Achteraf gezien was die gedachtegang fout, vrij vlug kwam er een overbevolking in mijn dierentuintje en moest er opgeruimd worden. Wanneer ik moest beslissen wie wel of niet zou blijven had ik een gevoel van onbehagen en met pijn in het hart dacht ik dan aan een gelijkaardig moment uit mijn kindertijd. Ook toen had ik hetzelfde gevoel wanneer ik als kleine jochie bij het hok kwam waar het varkentje werd vetgemest. Ik wist dat op een dag de slachter zou komen om het dier te doden. De dag dan dat de man het erf opreed en ik daarbij nog de taak toegewezen kreeg het slachtoffer in bedwang te houden vluchtte ik. Ik vluchtte tot ik het gehuil van de slachtpartij niet horen kon, weg van hen die mijn geliefd diertje pijn gingen doen. Dat werd zo niet begrepen door mijn meerdere en buiten een berisping werd ik ook onthaald op hoongelach van de vriendjes. Waarschijnlijk werd hierdoor een eerste vorm van opstand en onbegrip ontwikkeld tegenover de grote mensenwereld waar ik eens zou moeten bijhoren. Maar eigenlijk wou ik hiermee enkel aantonen hoe moeilijk ik het ook nu had, wanneer ik jonge diertjes van de hand moest doen.
In mijn dierentuintje waren met de tijd enkel nog damhertjes. Het gebeurde dat ze even buiten het park waren, een openstaande deur of een afgeknapte omheining gaf hun hiervoor de gelegenheid. Na een tijdje rondzwerven kwamen ze uit eigen beweging terug naar hun vertrouwde plek, wellicht omdat ze het voer dat ik hun gaf verkozen boven het onbekende in de natuur. Op een dag in juli wanneer ze met allen weer buiten het park waren was voor een van hen, een hoogdrachtige ree het moment gekomen om haar jong te werpen. De kleine bambi werd dus in de vrije natuur geboren. Ook toen kwam de jonge moeder samen met de anderen volwassen dieren terug naar het park. De bambi, die de eerste dagen meestal sliep en voor mijn speurend oog onzichtbaar was kende de weg niet naar het park. Ik trachtte het kleintje door een versmalde opening binnen te lokken, wanneer het honger kreeg zal het de moeder zoeken en die weg volgen was mijn redenering. Hoe had ik mij vergist! Het tegenovergestelde gebeurde, de moeder ging haar jong zelf opzoeken. Dat werd mogelijk gemaakt door de hertenbok die op een nacht met zijn sterk gewei de houten poort volledig had vernield. Vanaf toen ben ik er nog meer van overtuigd dat er een wonderbaarlijke communicatie bestaat onder dieren. Na enkele mislukte pogingen om de twee in het park te krijgen liet ik hun noodgedwongen in de vrije natuur, waarschijnlijk omwille van de kleine bambi leek ook moederhert met die beslissing tevreden. Die periode werd voor mijn een tijd van bezinning. Jarenlang had ik hertjes in gevangenschap en was ik overtuigd dat zij het naar hun zin hadden, dat zij me zelfs dankbaar moesten zijn voor het mooie hok en het overdreven voedsel dat ik hun gaf. Tot dan toe had ik weinig begrip voor hun echte noden, gewoon te kunnen leven in hun natuurlijke biotoop waar ze toch meer op hun plaats zouden zijn.
Ik deed nog een bijkomende fout toen ik de twee die nog buiten liepen begon bij te voederen. Het gaf extra aanleiding om in de omgeving te blijven circuleren. Voor de meeste mensen uit de buurt was het ook wel mooi een hert samen met haar met bambi te zien rond huppelen in hun tuin en op de braakliggende gronden. Wat eerst een streling voor het oog was, sloeg na enige tijd bij enkele onder hen om in onrust. Onrust voor de eventuele ongevallen die de diertjes zouden veroorzaken. Voorbarig toch wel, de buurt kende toen immers geen doorgaand verkeer. Sommige werden het beu herten keutels op hun gazon te vinden of een takje gekneusd te zien van hun beplanting. Ik werd ter verantwoording geroepen, de mooi ogende diertjes van weleer hadden plots geen waarde meer, ook een bloempje zou mogelijk kunnen opgegeten worden. Deze mensen - het waren gelukkig uitzonderingen - uitleggen dat de twee zich niet meer konden aanpassen in gevangenschap was praten tegen een muur van onbegrip. Het weinig respect dat ik reeds had tegenover de dwaze reglementering in "mijn" maatschappij belette mij niet een aanvang te nemen om de diertjes te vangen.
Ik maakte een afgebakend terrein waar ik lokvoer strooide. Onwetend over de ware bedoeling kwamen moeder en bambi dit schoorvoetend opeten, eenmaal binnen de vangkooi liet ik een valluik neer. Onbeschrijfelijk wat zich toen voordeed, zodra de diertjes bewust waren van hun gevangenschap beukte zij met al hun kracht tegen de omheining en klauterde erover, tot bloedens toe veroverde zij dan hun vrijheid. De druk om de dieren van straat te halen werd er niet minder om. De politie kwam er bij en ik werd op mijn verantwoordelijkheid gewezen. De aangewakkerde strijd tegen zoveel onbegrip maakte me radeloos. Waarom kon men hier geen uitzondering maken en de diertjes gewoon in "onze" leefwereld laten? Wij mensen, de alleenheersers van de aarde hadden naar mijn gevoel het recht niet om alles naar onze zin te maken.
Met de tijd had de kleine bambi zich aan mij gehecht, het dagelijks voedsel dat ik gaf was als een snoepje voor haar. Wanneer ik dan bij valavond het erf opreed en de diertjes toevallig op het grasperk liepen vluchtte zij niet meer. Hun helroze oogjes weerspiegelde in de koplampen van mijn wagen, een blijde verwelkoming was dat en het gaf me een goed gevoel hun vertrouweling te kunnen zijn. Vrij vlug zakte mijn moraal echter weer naar een dieptepunt want ik wist dat het onvermijdelijke eens moest gebeuren. Inderdaad, de klachten van de enkele misnoegden hielden aan. De schade die de loslopende dieren mogelijk toch zouden veroorzaken kwam als een dreiging op me af en kon ik ook niet negeren. Noodgedwongen verhoogde ik de vangkooi, nu was ontsnappen niet meer mogelijk. Opnieuw werd de val opgezet en het lokvoer gestrooid. De enige toch wel wreedaardige oplossing was ze te laten afschieten. Een gepast alternatief kon ik niet bedenken, na meer dan zes maanden vrij lopen in de natuur zouden zij achter een afsluiting toch langzaam wegkwijnen, zeker voor de kleine bambi zou dat rampzalig zijn. De diertjes overlaten aan een handelaar was de eenvoudigste oplossing maar dat wou ik niet. Meestal worden ze dan doorverkocht om ter gepaste tijd als prooi uitgezet te worden op een jachtgebied, bijvoorbeeld om het half tamme dier door een jarige jager af te laten afschieten als verjaardaggeschenk. Tijdens die periode kon ik beter de ware behoefte van de diertjes begrijpen, hoewel ze geen woorden konden uitspreken wist ik dat ze me wilde vragen, aan alle mensen wellicht, gewoon vrij te kunnen rondlopen op deze aardbol, iets wat toch van zelfsprekend zou moeten zijn.
Meerdere kreeg ik de gelegenheid de dieren te vangen wanneer ze naar het voedsel kwamen in de versterkte vangkooi. De schrik, of noem het kleinmoedigheid weerhield me de val neer te laten. Ik wist dat nadien de schutter zijn werk zou doen om de paniekerige dieren af te schieten terwijl ze zich verbijsterd en hulpeloos tegen de afrastering te pletter zouden lopen. Een droevig schouwspel zal het zijn, nog droeviger voor hen die verraden werden door hun meester die zoveel van hun vertrouwen had gekregen.
Mijn gevoelens hierover beschrijven bracht me geen stap dichter bij een oplossing, het maakte ook geen beter mens van mij. Enkel kon ik mij troosten hiermee beter inzicht krijgen hoe moeilijk het is te leven in een maatschappij waar materialistische belangen de plaats inneemt van gevoelsgerichte handelingen. Het werd me toen nog duidelijker, hoe meer ontwikkeling van verstand bij de mens, hoe vlugger hij zich blijkbaar verzoend met een georganiseerd systeem waar geen plaats is voor sentiment. Met zulke gedachten verwaarlozen wij wel eens enige toegeving te doen aan onze medeschepsels, in dit geval de dieren die meestal wel oprecht genegenheid tonen aan de mens.
Dit betoog heb ik geschreven in de eerste plaats voor mezelf, ik wou door het neer te schrijven beter kunnen verwerken. En misschien is er wel iemand die bij het lezen hiervan mijn gevoelens deelt en mede voor een oplossing zorgt. Het is zeker geen wereldgebeurtenis en ik weet dat er grotere miserie bestaat, en weet ook dat het vlees dat ik eet van geslachte dieren komt. Enkel door zo dicht bij dit voorval te staan is het mij weer duidelijk geworden dat een ingreep in de natuur droevige gevolgen kan teweegbrengen. Wanneer ik in dit hertenverhaal sprak over het menselijk verstand is het toch weer duidelijk dat de diertjes mogelijk moeten sterven omdat het verstand primeert boven het gevoel. Het gevoel dat wij zo graag verwoorden wanneer het ons past lijkt plots zo'n ingewikkelde materie als eigen belangen op het spel staan. Of misschien is eenvoud nog moeilijk te begrijpen omdat het zo diep verborgen raakt in deze toch wel zeer complexe tijd waarin wij leven.
Het verhaal heb min of meer gelaten zoals ik het toen beleefd heb, nu toch wel enkele jaren geleden. Gelukkig is het op het einde goed gekomen, ik kon en wou het noodlot voor de diertjes niet doen toeslaan, dat had ik mezelf nooit vergeven en met verhoogde inzet bleef ik zoeken. Ook in mijn horecazaak die ik toentertijd uitbaatte kon ik het niet verzwijgen. Uiteindelijk gaf ik een kopie van dit schrijven aan een cliënt met een hart voor dieren die dan weer nauw contact had met een kasteelheer. De hele historie had ook deze man aangegrepen en hij stuurde vervolgens een team van twee boswachter en een veearts om de diertjes van op afstand geweldloos te verdoven. Nadien werden ze verplaatst naar een afgesloten natuur domein van +/- 400 hectaren. Met die heer is lange tijd een wederzijdse toenadering gebleven die zich wel beperkte tot onze gezamenlijk dieren genegenheid.
Dat was mijn bambi verhaal, ik heb het graag geschreven, voor mezelf, voor mensen die van dieren houden en niet op zijn minst om begrip te vragen voor de noden voor al wat leeft op deze aardbol. Intussen heb ik mijn hertepark flink vergroot en geef ik de overgebleven diertjes veel natuurlijk voedsel. Later op de avond krijgen ze enkele handvolle pindanootjes toegeworpen als snoepje voor het slapen gaan, kilo's van deze lekkernij hebben ze al verorberd.
Stan Bervoets